Visser had voor zijn tweede expeditie een onbekend en onherbergzaam gebied in het noordwestelijke deel van de Karakoram gekozen. Het gebied ten noordoosten van de stad Gilgit in het huidige Pakistan. Daar stroomt de rivier de Hunza door de gelijknamige vallei. Engelsen als Younghusband, Cockerill en majoor Mason waren ooit wel door de vallei getrokken, maar de zijdalen, de bergen en de gletsjers van dit gebied zijn in 1925 nog terra incognita. Sven Hedin had dit gebied beschreven als: “one of the most difficult fields of exploration in the world.”
De expeditie vertrok op 25 april 1925 uit Srinagar, waar het laatste expeditiemateriaal werd aangeschaft. De foto hierboven laat het expeditieteam zien.
De Zwitserse berggidsen Franz Lochmatter en Johannes Perren gingen mee.
Afraz Gul Khan, kortweg Khan Sahib, een zeer kundig cartograaf werd door de Survey of India beschikbaar gesteld om de te exploreren gebieden in kaart te brengen.
Daarnaast was een vriend van Philip en Jenny van de partij, namelijk mr. Binnert Philip baron van Harinxma thoe Slooten.
Het eerste deel van de aanlooproute ging over de Jelumrivier en Jelummeer.
(Klik op onderstaande foto’s om deze te vergroten.)
De expeditie moest eerste enkele nog besneeuwde passen over om in het expeditiegebied te komen. Eenmaal in het Hunzadal bezocht de expeditie eerst de mir (de prins) van Hunza.
Vervolgens werd eerste de Passugletsjer verkend, ingemeten en op kaart gezet.
In de volgende fase trok de expeditie door drie geheel onbekende valleien, de Khunjerab, de Ghujerab en de Shimshal. De expeditie werd bijzonder gehinderd door de woest stromende rivieren. Deze moesten voortdurend worden overgestoken, wat soms forse gevaren met zich meebracht. Bovendien sloten deze rivieren de valleien af zodat terugkeer alleen mogelijk was door het vinden van pasovergangen die nog niet bekend waren.
Bekijk hieronder een aantal foto’s van het oversteken van diverse rivieren.
Eenmaal in de Shimshalvallei ontdekte de expeditie drie volslagen onbekende, grote en gevaarlijke gletsjers. Deze werden verkend en in kaart gebracht.
Tijdens het laatste deel van de expeditie verkende de expeditie nog de Baturagletsjer en ontdekten ze een onbekende gletsjer, de Khunyanggletsjer, waarmee ze de aansluiting hadden gevonden op het Shimshal en de Malanguttigletser en de imposante bijna achtduidezend meter hoge Distaghil Sar.
De expeditie liep van 24 april t/m 30 oktober 1925, dus maar liefst een half jaar onderweg in de Karakoram. Dit was zonder twijfel de meest zware en succesvolste expeditie van Philip Visser en zijn vrouw Jenny Visser-Hooft.
Lees het hele verhaal over deze expeditie in:
Nederlands laatste ontdekkingsreiziger
Philips Christiaan Visser (1882-1955)